Prikbord
Jeroen Schepens
11 april 2025
Als ik schrijf over de ontmanteling van de publieke sector, het verdwijnen van bestaanszekerheid, of de opkomst van wantrouwen als politieke norm — dan gaat het vrijwel altijd over wat we ‘neoliberalisme’ noemen. En toch gebruik ik dat woord soms bewust níet.
Niet omdat het niet klopt. Maar omdat het inmiddels zo vaak en breed is ingezet, dat het zijn scherpte heeft verloren. Neoliberalisme is een containerbegrip geworden. Voor de één betekent het marktdenken, voor de ander globalisering, voor weer een ander een vaag gevoel van onrecht. En juist die breedte maakt het kwetsbaar: hoe meer het omvat, hoe minder het verklaart.
Daarom probeer ik soms eerst te beschrijven wát het doet, voordat ik het benoem. Hoe het de samenleving verdeelt in winnaars en verliezers. Hoe het midden wordt weggevaagd. Hoe het elk moreel of politiek vraagstuk herleidt tot een rekensom — en hoe het de perfecte voedingsbodem creëert voor politieke krachten die juist floreren in die kloof.
Want die kloof is geen ongeluk. Het is het verdienmodel van extreemrechts. En zolang we alleen maar naar de symptomen kijken, blijft de oorzaak onbenoemd.
De politieke stilstand van vandaag is geen toeval. Ze is het gevolg van decennialange systematische afbouw — uitgevoerd onder het masker van redelijkheid. Dat verhaal probeer ik te vertellen. Soms met het label erbij, soms zonder. Maar altijd met de overtuiging dat je het beest pas bij de naam kunt noemen als je eerst laat zien wat het aangericht heeft. En dat begint bij het herkennen van neoliberalisme als containerbegrip — én als stille motor achter de werkelijkheid waarin we leven.