Background

Wat is neoliberalisme — en waarom bepaalt het meer dan je denkt?

wat is neoliberalisme

 

We horen het steeds vaker: neoliberalisme. Voor de een is het synoniem voor marktwerking, voor de ander een scheldwoord zonder duidelijke betekenis. Het is een containerbegrip geworden, maar geen lege. Want onder die vlag zijn de afgelopen decennia fundamentele keuzes gemaakt over hoe we onze economie, overheid en samenleving inrichten. Tijd om helder te krijgen: wat ís neoliberalisme eigenlijk?

Wat is neoliberalisme?

Neoliberalisme is een economische en politieke stroming die sinds de jaren ’70 en ’80 een grote invloed heeft op beleid, marktordening en de rol van de overheid. Het uitgangspunt is dat markten efficiënter werken dan overheden, en dat economische vrijheid leidt tot groei, innovatie en welvaart.

In neoliberale denkwijze moet de overheid zich terughoudend opstellen: geen actieve speler in de economie, maar vooral hoeder van een stabiel en concurrerend marktklimaat. Beleid dat daaruit voortvloeit, is gericht op privatisering, deregulering, belastingverlaging en het terugdringen van collectieve voorzieningen.

De opkomst van het neoliberalisme begon als reactie op het naoorlogse keynesiaanse model van overheidssturing en brede welvaartsverdeling. Het kreeg wereldwijd voet aan de grond vanaf de jaren ’70, onder meer in Chili (onder Pinochet, met steun van de zogeheten Chicago Boys*), en later in het Verenigd Koninkrijk (Thatcher) en de Verenigde Staten (Reagan).

Ook in Nederland veranderde het beleid in deze richting. Een belangrijk kantelpunt was het Akkoord van Wassenaar (1982), waarin werkgevers en vakbonden onder premier Ruud Lubbers afspraken maakten over loonmatiging in ruil voor werkgelegenheid. Het vormde het begin van langdurige nadruk op lastenverlichting, bezuinigingen en marktwerking in publieke sectoren.

Kenmerkende elementen van neoliberaal beleid zijn:

  • Terugdringen van de rol van de overheid in productie, zorg, onderwijs en volkshuisvesting
  • Privatisering van publieke diensten en infrastructuur
  • Deregulering van markten, met name de financiële sector
  • Verlagen van belastingen op kapitaal en winst
  • Flexibilisering van de arbeidsmarkt
  • Bezuinigingen op collectieve voorzieningen (austerity)
  • Individuele verantwoordelijkheid als uitgangspunt voor succes of falen

Hoewel de term ‘neoliberalisme’ in beleidsnota’s nauwelijks wordt gebruikt, is het onder economen en historici een gangbare aanduiding voor de beleidskoers die in veel westerse landen dominant is geworden sinds de jaren ’80.

*De Chicago Boys waren een groep Chileense economen die in de jaren ’70 en ’80 het beleid van dictator Pinochet vormgaven. Ze waren opgeleid aan de University of Chicago, waar economen als Milton Friedman hen onderwezen in marktliberaal denken. Chili werd daarmee een van de eerste landen waar neoliberale hervormingen op grote schaal en met politieke dwang werden ingevoerd

Van economisch model naar maatschappelijk wereldbeeld

Wat begon als een economische visie, groeide uit tot een manier van kijken naar de samenleving als geheel.

In de praktijk betekende neoliberalisme aanvankelijk: meer markt, minder overheid. Maar gaandeweg verschoof het van een beleidskoers naar een logica die ook buiten de economie ging domineren. Niet alleen in hoe we begrotingen maken of organisaties inrichten, maar ook in hoe we spreken, denken, plannen, oordelen.

Marktprincipes vonden hun weg naar domeinen die van oudsher niet als ‘markt’ werden gezien. Zorginstellingen gingen concurreren om patiënten. Scholen om leerlingen. Huurders werden ‘klanten’. De overheid ging sturen op meetbaarheid, prestaties en output. Beleidsdoelen werden vertaald naar businesscases. Bestuur werd management.

Ook taal veranderde mee. “Investeren in jezelf”, “keuzemogelijkheden”, “eigen verantwoordelijkheid”, “marktwerking”, “efficiëntie”, “ondernemerschap” — woorden die ooit functioneel waren binnen een economische context, werden algemene maatstaf. Ze verschoven van beschrijving naar norm.

Wat we nu als normaal beschouwen — flexcontracten, schulden als studiemodel, zorg als product, concurrentie tussen scholen — is geen neutraal eindpunt, maar het gevolg van deze verschuiving.

Neoliberalisme werd geen dictaat, maar een denkraam. En dat maakt het lastig te zien: je kijkt er niet naar, maar doorheen.

De conditionering van het dagelijks leven

Een ideologie is pas echt dominant als mensen haar niet meer herkennen als ideologie. Neoliberalisme doet precies dat: het dringt niet alleen door in beleid en instituties, maar ook in gedrag, gewoonten en zelfbeeld.

Zonder dat we het benoemen, zijn we gaan denken en handelen volgens een economische logica. De mens als ondernemer van zichzelf. Alles draait om rendement, aanpassingsvermogen en het vermijden van risico’s. Zekerheid is verdacht geworden — dat klinkt als afhankelijkheid. Succes is verdienste. Falen is een gebrek aan inzet of planning.

Deze manier van denken zie je terug in alledaagse keuzes:

  • Studeren is geen ontwikkeling, maar een investering die moet “renderen”.
  • Ziekte betekent inkomensverlies, dus gezondheid wordt management.
  • Je werk bepaalt je identiteit, maar je positie is altijd onzeker.
  • Zelfredzaamheid is verplicht, hulp vragen voelt als falen.

Zelfs sociale relaties veranderen. Vriendschap, ouderschap, samenwerking — ze worden onbewust meegetrokken in termen van nut, tijd, belasting of ‘emotioneel rendement’.

  • Wie niet “in balans” is, moet aan zichzelf werken.
  • Wie stilstaat, verliest.
  • Wie pech heeft, had zich beter moeten indekken.

Het neoliberale mensbeeld is niet alleen individualistisch, maar ook technisch. De burger als klant. De student als dataprofiel. De werknemer als ‘human resource’. Je doet ertoe zolang je functioneert.

Deze conditionering werkt subtiel, maar krachtig. Want het systeem hoeft je niet voortdurend te onderdrukken als het je zelfbeeld en verwachtingspatronen al heeft meegeprogrammeerd.

Het neoliberale mensbeeld

Achter elk systeem zit een mensbeeld. Een voorstelling van hoe mensen zijn — of zouden moeten zijn. In het neoliberale denken is dat beeld opvallend consistent: de mens als zelfstandige, rationele actor. Een ondernemer van zichzelf.

In deze visie is de samenleving geen geheel, maar een verzameling individuen die allemaal hun eigen route uitstippelen, eigen risico’s nemen en zelf verantwoordelijk zijn voor hun succes of falen. Wie iets bereikt, heeft dat aan zichzelf te danken. Wie achterblijft, had beter moeten plannen, investeren, aanpassen.

Het neoliberale mensbeeld is niet cynisch, maar wél simplificerend. Het ziet mensen als calculerende wezens: reagerend op prikkels, gestuurd door zelfbelang. Solidariteit past daar alleen in als strategisch middel. Vertrouwen is risico. Kwetsbaarheid is inefficiëntie.

Vanuit dit perspectief worden instituties ingericht. Beleidsmodellen gaan uit van individueel gedrag, niet van structurele context. Problemen worden gedefinieerd als motivatievraagstukken, gedragspatronen of kennisachterstanden — nooit als systeemfouten. En dus worden oplossingen gezocht in gedragsverandering, monitoring, incentives en “eigen regie”.

Wat ontbreekt in dit mensbeeld:

Afhankelijkheid. Vertraging. Tegenstrijdigheid. Vertrouwen. Zingeving. Kortom: alles wat mensen mensen maakt.

Het probleem is niet dat dit mensbeeld per se onjuist is. Het is gewoon onvolledig — en als het de enige lens is waarlangs beleid wordt ontworpen, schuurt het onvermijdelijk met de werkelijkheid.

Een samenleving die gebaseerd is op een mensbeeld waarin kwetsbaarheid en ongelijkheid niet bestaan, gaat die aspecten vroeg of laat beschouwen als fouten. En wie fouten wil corrigeren, begint vroeg of laat aan mensen zelf te sleutelen.

Waarom we het moeilijk vinden om alternatieven te denken

Een systeem laat zich het lastigst vervangen wanneer het onzichtbaar is geworden. Neoliberalisme presenteert zichzelf niet als ideologie, maar als realiteit. Als iets dat “nu eenmaal zo werkt”.

Dat maakt het denken buiten de kaders moeilijk. Niet omdat mensen dom of passief zijn, maar omdat het vocabulaire ontbreekt. Als je elk maatschappelijk probleem benadert als kostenpost, als gedragsvraagstuk of als rendementsvraag, dan verdwijnen fundamentele vragen automatisch uit beeld.

Neem woorden als “efficiëntie”, “prikkel”, “keuzevrijheid” of “duurzaamheid van het stelsel”. Ze klinken neutraal, maar sturen het denken onmerkbaar in een richting waarin marktlogica de standaard blijft. Zelfs kritiek op het systeem wordt vaak geformuleerd in termen die het systeem zelf heeft voortgebracht.

Ook institutioneel wordt alternatief denken ontmoedigd. Politiek beleid is versmolten met begrotingsregels, rekenmodellen en kwartaaldoelstellingen. Afwijking wordt weggezet als onrealistisch, onbetaalbaar of risicovol. Wie een andere koers voorstelt, moet zich eerst verdedigen tegen het format waarin de vraag wordt gesteld.

Daarnaast speelt er iets psychologisch: als mensen hun hele leven geleerd hebben dat succes het resultaat is van eigen inzet, dan is systeemkritiek ook zelfkritiek. Erkennen dat de spelregels onrechtvaardig zijn, betekent erkennen dat je positie in het spel deels aan die onrechtvaardigheid te danken heeft — of dat je onterecht bent achtergesteld. Dat wringt.

Het gevolg is mentale verlamming: het besef dat “het systeem niet klopt”, gecombineerd met het gevoel dat er geen alternatief is dat als realistisch wordt gezien.

Precies dat idee — dat er “geen alternatief” zou zijn — is zó ingeburgerd geraakt dat het een naam kreeg: TINA. There Is No Alternative.

Oorspronkelijk populair gemaakt door Margaret Thatcher, inmiddels de onderliggende boodschap van veel beleidsdiscours. TINA is niet bedoeld om overtuigend te zijn, maar om verzet overbodig te maken. Niet omdat het waar is, maar omdat het voelt als de enige optie.

Maar wat als dat gevoel zelf een onderdeel van het systeem is?

De patronen herkennen. En waarom dat alles verandert.

Zodra je neoliberalisme begint te herkennen als structuur — niet als incident, maar als logica — verschuift je blik. Wat eerst losse symptomen leken, blijken schakels in één systeem.

  • Het tekort aan betaalbare woningen? Geen toeval, maar het gevolg van jarenlange marktwerking in de volkshuisvesting.
  • De werkdruk in het onderwijs of de zorg? Niet alleen een personeelstekort, maar het resultaat van sturen op efficiëntie en productie.
  • De afhankelijkheid van flexwerk en onzekerheid? Geen individuele keuze, maar ingebouwde uitkomst van beleid gericht op “dynamiek”.
  • De stijgende zorgpremie? Geen onvermijdelijkheid, maar het gevolg van een model dat zorg als markt beschouwt.

Het wordt zichtbaar in hoe beleid wordt gemaakt, hoe organisaties functioneren, hoe problemen worden geframed en hoe oplossingen worden uitgesloten. De logica herhaalt zich — in verschillende sectoren, in andere woorden, met dezelfde uitkomst.

Deze patronen gaan niet vanzelf weg. Ze hebben zich vastgezet in wetgeving, in systemen, in routines. Maar de eerste stap naar verandering is eenvoudig: zien wat je eerst niet zag.

Wie de structuren begint te herkennen, raakt zijn naïviteit kwijt — maar wint helderheid terug.

En helderheid is gevaarlijk voor elk systeem dat drijft op vanzelfsprekendheid.

En dus… waarom Sociaal Kapitalisme een andere werkelijkheid mogelijk maakt

Wie ziet hoe neoliberalisme verweven is met beleid, taal, zelfbeeld en instituties, ziet ook: dit is geen debat over maatvoering, maar over richting. En richting kun je veranderen. Een ander systeem begint niet met een tegenreactie, maar met een andere bril. Een andere set aannames. Een ander mensbeeld.

Sociaal Kapitalisme stelt daar iets tegenover: de mens is geen risicodrager, maar waardeproducent. Geen kostenpost, maar fundament. De samenleving is geen markt, maar een netwerk van wederkerigheid.

  • Waar het neoliberalisme uitgaat van concurrentie als drijvende kracht, vertrekt Sociaal Kapitalisme vanuit het principe dat vooruitgang pas betekenis heeft als ze gedeeld wordt.
  • Waar de neoliberale overheid zich terugtrekt, kiest Sociaal Kapitalisme voor actieve publieke betrokkenheid: niet om te beheersen, maar om te beschermen, te verdelen, te bouwen.
  • Waar de neoliberale logica stuurt op output, rendement en zelfredzaamheid, stelt Sociaal Kapitalisme waarde, zekerheid en collectieve investering centraal.

Dat vraagt niet alleen om ander beleid, maar om een herinrichting van hoe we naar economie kijken. Niet langer als iets technisch, maar als iets fundamenteel menselijks.

Niet als eindpunt van keuzes, maar als vormgever van mogelijkheden.

Zodra je de logica verandert, verandert wat denkbaar wordt.

Login to enjoy full advantages

Please login or subscribe to continue.

Go Premium!

Enjoy the full advantage of the premium access.

Stop following

Unfollow Cancel

Cancel subscription

Are you sure you want to cancel your subscription? You will lose your Premium access and stored playlists.

Go back Confirm cancellation